Niet-oordelen

De graffiti waarmee we de werkelijkheid om ons heen bespuiten, bestaat uit gedachten die oordelen. In dit boek heb je al op allerlei manieren kunnen zien dat dergelijke gedachten, deze oordelen, niet zo heel erg handig zijn. Oordelen is een hobby van ons ego, dat de wereld graag indeelt in ik tegenover de buitenwereld. ‘Ik ben leuk’ versus ‘zij zijn stom’. ‘Ik ben goed bezig’ versus ‘zij bakken er niets van’. ‘Ik ben een intelligente nerd’ versus ‘zij zijn simplistische tuthola’s’. Een dure auto, een mooi huis, een toplocatie in de stad, een goede baan: het zijn allemaal mogelijkheden om zichtbare verschillen met anderen aan te brengen. Ook huisdieren en in het bijzonder honden doen het goed bij het ego, want daarmee kan het aan de buitenwereld laten zien wie hij is en hoe anders (en bijzonderder) hij is ten opzichte van de rest van de wereld. Het grappige is dat dat juist standaardtyperingen oplevert. Pitbulls horen altijd bij getatoeëerde mannen die denken dat ze stoerder zijn dan andere, en poedeltjes bij tuttige oude dames die denken dat ze netter zijn dan andere. Het ego gaat zo ver dat het zelfs kinderen inzet in de verbeten strijd om andermans oordelen. Hoe vaak zie je niet dat kersverse ouders piano’s naar binnen sjouwen en Engelse taalprogramma’s installeren terwijl babylief nog in de wieg ligt? Hoe vaak hoor je ouders niet praten over hoe grappig hun kinderen zijn, hoe hyperintelligent, hoe ondeugend, hoe bijdehand? Waarmee natuurlijk wordt bedoeld dat zij zelf – als verwekkers – eigenlijk ontzettend tof zijn.

Misschien denk je nu: ‘Ho, stop, zo denk ik helemaal niet!’ Nou, vergeet het maar. Allemaal denken we – bewust of onbewust – dat we beter of slechter zijn dan anderen. Het komt door de manier waarop we worden opgevoed en grootgebracht. Kijk eens hoe jonge kinderen in de klas beloond worden. Als zij hun opdrachtjes goed doen, krijgen ze een plaatje of een andere beloning. Maar het idee van goed zijn kan alleen bestaan als andere kinderen het minder goed doen. Doe je het als kind minder goed dan anderen, dan krijg je geen plaatje en val je vanzelf in de categorie slecht. Met sport is het precies hetzelfde: de winnaar krijgt een beker en is dus beter dan de anderen. De verliezer krijgt niets, want zijn prestatie is slechter dan die van anderen. Het is ons met de paplepel ingegoten.

We weten niet anders dan dat we beter moeten zijn en beter moeten presteren dan de rest, dat we moeten winnen, dat we er knapper of slanker of gespierder uit moeten zien dan anderen, dat we bijzonderder moeten zijn dan anderen. Alle kinderen moeten tegenwoordig toch een talentje hebben op het gebied van sport, muziek, talen of wiskunde? En zelfs als een kind een handicap heeft, wordt het snel omgetoverd in iets bijzonders, alsof gehandicapt zijn stiekem ook een soort talent is. Ik las over een kind dat voor een groot deel verbrand was en onder de littekens zat. Zijn moeder verklaarde dat de littekens hem sierden en ze hem heel bijzonder maakten (bijzonderder dan niet-verbrande kinderen).

Is er een sport zonder competitie-element, waarin kinderen en volwassenen gewoon met hun lichaam en geest bezig kunnen zijn, zonder zich te hoeven bewijzen? Nee. Alles draait om scoren, want met scoren bewijs je dat je beter bent dan anderen. Er worden nauwelijks nog televisieprogramma gemaakt waaraan geen wedstrijdelement is toegevoegd: alles draait om winnen of verliezen. Van The Voice Of Holland tot Ik Hou Van Holland, van Strictly Come Dancing tot So You Think You Can Dance, van Expeditie Robinson tot Met het mes op tafel. Zelfs koken is een competitiegebeuren geworden, want wie-o-wie wordt de nieuwe topkok van Lutjebroek?

Dit beter-moeten-zijn-dan-anderen is een opgelegd, sociaal dogma waaronder talloze mensen zoals jij en ik gebukt gaan. Ons ego is niet voor niets doodsbang om niet gewaardeerd te worden, om niet goed genoeg te zijn, om niet aan de maatstaf van de groep te kunnen voldoen. Je bent een winner of een verliezer, er zit niets tussenin.

Het beter of slechter zijn dan anderen en het eeuwige vergelijken kan alleen bestaan bij de gratie van oordelen. Zonder oordelen is er geen goed of slecht, geen knap of lelijk, geen dun of dik. Kijk maar naar dieren: die oordelen niet en doen dus ook niet aan competitiespelletjes. Mannetjes meten hun krachten om een vrouwtje te kunnen dekken, maar dat is een competitie die van levensbelang is om de soort in stand te houden. Wij gaan competities aan om te pochen tegen onze vrienden in de kroeg: ik heb gisteren m’n targets voor volgende maand al gehaald (en jij lekker niet); ik heb een biertje gedronken met de baas (en jij lekker niet); ik heb een grote opdracht gekregen (en jij lekker niet); ik studeer rechten (en jij lekker niet); ik weeg nu nog maar 40 kilo (en jij lekker niet); ik sta altijd voor anderen klaar (en jij lekker niet); ik kan heel goed zingen (en jij lekker niet).

Alle oordelen zijn erop gericht om de positie tegenover anderen te kunnen bepalen. ‘Wie ben ik?’ wordt bepaald door ‘Wat presteer ik?’

• Presteer ik goed ten opzichte van anderen? Dan ben ik goed.

• Presteer ik slecht ten opzichte van anderen? Dan ben ik slecht.

Het ego kan zonder oordelen niet leven. Maar wij kunnen dat wel. Al valt het in een wereld doordrenkt met competitie en oordelen niet mee. Ik vind het ook moeilijk. Ik werk thuis en schrijf graag ’s middags en ’s avonds, soms zelfs ’s nachts. ’s Ochtends is er dus geen enkele reden om klokslag acht uur naast m’n bed te staan, want ik hoef nergens naartoe. Ik slaap totdat ik wakker word en dan sta ik op. Toch was ik een tijdlang elke ochtend opnieuw bezig met het oordeel van mijn buren. Zij zagen dat mijn gordijnen pas om negen of tien uur ’s ochtends opengingen. Ik was ervan overtuigd dat zij dachten dat ik een luiaard ben die elke dag schaamteloos uitslaapt. Afgezien van het feit dat zij dit misschien helemaal niet dachten, zat hun eventuele oordeel me flink dwars. Mijn tijd indelen zoals ik het wil, en ‘uitslapen’ als ik ’s nachts heb zitten werken, is een manier van leven die in mijn hoofd niet voldeed aan de maatschappelijke norm van ’s ochtends vroeg opstaan en naar het werk gaan. Ik had dat ook jarenlang gedaan en voldeed toen perfect aan die norm. Pas toen ik er mijn eigen leefregels op na ging houden, werd ik me bewust van de enorme impact die oordelen hebben. Mijn buren veroordeelden me misschien helemaal niet, maar ik dácht – en oordeelde – dat ze mij zouden veroordelen. En elke dag opnieuw voelde ik me schuldig over dit ‘late’ opstaan.

Het polariseren en het indelen van de werkelijkheid in goed en slecht levert feitelijk niets op dan ellende, pijn en verdriet. Het zet mensen tegen elkaar op, en dat begint al op de basisschool. In het ergste geval leidt het zelfs tot oorlog. Conflicten, pesterijen, ruzie en oorlog kunnen immers niet bestaan zonder het uitgangspunt dat ‘ik’ goed ben en ‘de ander’ slecht. Het is zeer interessant om dit idee kritisch te bekijken. Waarom moeten we ons altijd en eeuwig vergelijken met anderen? Waarom hebben we dit nodig?

Kunnen we misschien ook zonder competitie leven? Als we zouden denken: ‘ik ben zoals ik ben’ (niet goed of slecht) en ‘jij bent zoals je bent’ (niet goed of slecht), dan is er geen enkele grond voor een conflict. Het is niet voor niets dat dieren geen oorlog voeren en niet de behoefte hebben om elkaar af te branden. Dieren hebben geen ego en doen niet aan goed of slecht. Zij willen alleen de soort in stand houden en laten elkaar verder met rust.

In de boeddhistische opvatting bestaat er geen ‘ik’ tegenover ‘de anderen’. Boeddhisten beschouwen zichzelf en anderen als één, als gelijk. Als gelijke deeltjes van hetzelfde universum. We zijn allemaal mensen met menselijke eigenschappen, en daarin kunnen we elkaar herkennen en erkennen.

Sinds ik mindfulness beoefen, ben ik niet meer bezig met pochen, opbieden, strijden en al dat andere waardeloze gedrag dat mij zou moeten onderscheiden van anderen. Ik ben me juist veel meer bewust geworden van de connectie tussen mensen, van alles wat ons bindt.

Het besef van die unieke band tussen mensen is een ongelofelijk verrijkende ervaring. Waar ik vroeger soms tegen mensen opkeek die een betere baan hadden of een grotere auto, zie ik nu precies dezelfde mensen als ik, met precies dezelfde eigenschappen. Ook Britney Spears, Rem Koolhaas en zelfs Kim Jong-un lijden onder onzekerheden, voelen liefde voor anderen, verlangen naar erkenning, maken zich zorgen over kleinigheden, dromen over het verleden of de toekomst. Net als de dakloze bij de supermarkt, de receptioniste op de zaak, de barman in je favoriete café, de piloot in het vliegtuig. Mensen hebben enorm veel dingen gemeen, veel meer dan dat ze onderling verschillen. Jij wilt dat je kinderen veilig opgroeien, een vader in Zimbabwe wil dat ook. Jij wilt een glanzende carrière, een moslima in Bos en Lommer wil dat ook.

Wanneer je kunt zien dat je ook zonder oordelen en vooroordelen kunt leven, wanneer je kunt zien dat alle oordelen eigenlijk alleen maar onbewuste en nutteloze dogma’s zijn, dan wordt je leven direct een stuk ruimer en kleurrijker. Je gaat niet langer op zoek naar de verschillen, om daar vervolgens bang of boos van te worden, maar je kijkt als het ware dwars door sociale status, huidskleur, geloofsovertuiging, seksuele voorkeur, maatpakken, teenslippers, manchetknopen, dreads, privéjets en tatoeages heen — naar een mens dat net zo veel mens is als jij mens bent.

Een goede vriendin vertelde me dat ze op vakantie was met haar schoonvader, die per se de stad in wilde met zijn aktekoffertje. Zij vond het een raar idee en schaamde zich al bij voorbaat voor de vragende blikken van passanten die de toerist met aktekoffer ongetwijfeld ook heel vreemd zouden vinden. Ze wist haar schoonvader ervan te overtuigen dat hij zijn spullen in een plastic tasje deed, waardoor zij met een opgelucht gevoel de stad in ging. Maar toen het warm werd en de zon begon te branden, besloot haar eigenzinnige schoonvader zijn spullen uit de tas te nemen en de plastic tas als zonnehoedje te gebruiken! Dit was natuurlijk vele malen gênanter dan rondlopen met een aktekoffer. Mijn vriendin schaamde zich dood, en inderdaad: iedereen keek naar die rare vent met dat plastic tasje op het hoofd.

Dit is een mooi voorbeeld van de werking van het ego, en we kunnen ons ongetwijfeld allemaal zulke rampzalige situaties voor de geest halen. Wij zijn geneigd om ons sterk te identificeren met het gedrag van anderen. Als iemand in ons gezelschap iets geks doet, denken wij automatisch dat de buitenwereld ons erop aan zal kijken. Wij voelen ons dan voor gek staan en moeten het koste wat het kost voorkomen. Dit veroorzaakt het gedrag dat we allemaal kennen: anderen beïnvloeden, manipuleren en naar onze hand zetten, alleen maar om te voorkomen dat ons ego aangetast wordt en we – in onze fantasie – voor gek zullen staan.

Je kunt je wel voorstellen dat het een tijdrovende bezigheid is om zo op anderen te moeten letten en iedereen naar je denkbeelden te moeten kneden. Het interessante is dat dit helemaal niet hoeft. Je hoeft niet te manipuleren, je hoeft niet te beïnvloeden. Je kunt anderen ook gewoon loslaten, hun ding laten doen, hun fouten laten maken. Je kunt een ander in zijn waarde laten, hoe vreemd die waarde misschien ook op jou overkomt. De buitenwereld zal jou er niet op aankijken, want jij bent iemand anders. Je bent geen Siamese tweeling met degene op wie jij zo’n grip wilt houden. Je bent jezelf en de ander is ook zichzelf. Jullie zijn twee personen, los van elkaar. Jouw imago hangt niet af van een ander. Bovendien, hoe de buitenwereld jou ziet, is iets waar je geen grip op hebt: ‘what others think of you, is none of your business’. Anderen denken toch wel wat ze willen, daar moet je je niet eens mee willen bemoeien. Supersterren zien er altijd schitterend uit, en toch staan de roddelbladen vol met nare verhalen over ze. De buitenwereld ziet wat zij wil zien, daar heb je geen enkele invloed op. Hoe eerder je dit kunt accepteren en loslaten, hoe beter het is.

Als een recensent mijn boek niet goed vindt, dan is dat zo. Ik kan met allerlei argumenten aankomen, maar dat zal zijn mening niet veranderen. Feitelijk is het ertegenin gaan een manier om mijn eigen ego te vriend te houden. Een afgekeurd boek is in de ogen van mijn ego namelijk een afgekeurd ik. En mijn ego wil geen afkeuring, het wil alleen maar schouderklopjes. Zodra ik me minder identificeer met mijn eigen ideeën en inspanningen, wandel ik een stuk makkelijker door mijn leven. Zonder oordelen en meningen is een afgekeurd boek immers slechts een afgekeurd boek. Het heeft niets met mij en mijn persoonlijkheid te maken, al heb ik het boek zelf geschreven. Pas op het moment dat ik m’n oordelengraffiti erop spuit en denk dat ik zelf word afgekeurd– dus wanneer ik mezelf volledig identificeer met mijn werk – komt mijn ego in verzet en ga ik mijn werk koste wat het kost verdedigen. Ik verdedig dan immers mezelf. Met alle negatieve gevolgen van dien: een recensent die zich in het nauw gedreven voelt, een slechte sfeer, wantrouwen en frustraties. Acceptatie en het loslaten van het ego heeft me geleerd dat het ook anders kan. Ik weet nu dat ik mijn energie beter kan steken in acceptatie van een slechte review dan in verzet ertegen.

Als mijn vriend een te dunne jas aantrekt en vervolgens rillend door de stad loopt, voelt mijn ego zich schuldig, en vanuit dat schuldgevoel slaat het fel toe met het verwijt: ‘Ik heb het nog zo gezegd!!’ Maar zodra ik de keuze van mijn vriend accepteer en me niet identificeer met hem, hoef ik me niet schuldig te voelen als hij het koud krijgt. Hij is een volwassen man, hij kan dus makkelijk zelf de keuze maken en zal ook zelf de gevolgen moeten dragen.

Oefening

Tegenwoordig, wanneer ik over straat loop, kijk ik volkomen vreemden, jong en oud, in hun ogen en groet hen, of ik lach hen toe. Ik zie in anderen wat ik ook ben: een mens met verlangens, dromen, zorgen en onzekerheden zoals ik ze ook heb. Het is altijd opnieuw een belevenis hoe anderen erop reageren. Soms lachend, soms onzeker en niet wetend wat ze met mij aan moeten, vaak met een blik van herkenning.

∼ ∼ ∼

Met bewustzijn en een houding van niet-oordelen, ben je in staat om de overeenkomsten te zien. Dit is een zeer positieve en leerzame manier om je leven inhoud te geven. Je zult merken dat, zodra je dit uitprobeert en bijvoorbeeld eens een praatje met een vreemde aanknoopt, je leven ten goede verandert. Waar vreemde mensen eerst een bedreiging vormden of een obstakel, zie je nu mensen zoals jij, die ook vriendelijkheid in zich hebben en het fijn vinden om even aandacht te krijgen. Waar je daarvoor altijd in conflicten verzeild raakte, gaan mensen nu opeens met je meedenken en met je meewerken. Hoe meer je zelf investeert in begrip, waardering en respect voor anderen, hoe meer anderen jou begrip, waardering en respect zullen schenken. Het is een schitterende natuurwet en je moet het zeker uitproberen: je zult versteld staan van de positieve reacties!

Marisa∗